1 | Het 1) geschiedde 2)
toen de massa tegen hem opdrong om het woord van God te horen…; hij was daar 3), staande aan het meer van Gennesaret |
2 | en hij zag twee schepen staan 4) bij het meer;
de vissers, die eraf gegaan waren, spoelden de netten. |
3 | Hij ging in één van de schepen, dat van Simon was,
vroeg hem een weinig van het land af óp te varen, ging zitten en onderrichtte vanuit het schip de massa’s. |
4 | Toen hij ophield met spreken,
zei hij tegen Simon: Vaar óp naar het diepe
en werp je netten uit voor de vangst. |
5 | Simon antwoordde en zei:
|
6 | En toen ze dat deden
omsloten die 7) een enorme menigte vissen, en hun netten scheurden door 8). |
7 | En ze wenkten hun metgezellen in het andere schip
om te komen en het samen met hen te ontvangen 9); en die kwamen en vulden beide schepen zodat die zonken 10). |
8 | Toen Simon Petrus dat zag,
viel hij voor de knieën van Jezus 11) en zei: |
9 | Want verbijstering beving 14) hem
en allen die met hem waren over de vangst 15) van de vissen die zij samen ontvangen hadden, |
10 | net zo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus,
die Simons deelgenoten waren. En Jezus zei tegen Simon: |
11 | En zij brachten de schepen neer op het land,
ze lieten alles achter en volgden hem. |